vrijdag 7 december 2007

Onderweg naar God komt men rare snuiters tegen

Opgedrongen gemis
Stelt u zich eens voor: twee jonge vriendjes zitten in het bad en vermaken zich daarbij kostelijk. Op een gegeven moment krijgt één van de twee een beetje trek en besluiten ze buitenshuis een appel te plukken. Nauwelijks hebben ze de huisdeur achter zich dichtgedaan of hun aandacht wordt getrokken door een poster die iemand in de nacht op de muur van het huisje had geplakt. Dan verbaast het niemand dat die jonge wezens even verbaasd kijken.
Dat overkwam de beide jonge vrienden het biggetje en de egel. Daar stond te lezen: "Wer Gott nicht kennt, dem fehlt etwas." Toen ze van elkaar hadden vastgesteld dat de ander God niet kende, schrokken ze en besloten ze hem te gaan zoeken.

Onderweg
Alle dieren die de beide vriendjes onderweg zijn tegengekomen, hebben ze de weg naar God gevraagd, maar geen van hen kon ze daarover meer vertellen, totdat ze de vos tegenkwamen, die meldde dat hij wel eens mensen had horen ruzie maken over God. En hij wees naar de Tempelberg en zei dat daar diverse huizen gebouwd waren, maar dat de mensen het niet eens konden worden in welk huis God nu precies woonde. "Als jullie mij vragen is het beter om er niet heen te gaan, die lui daar boven zijn tamelijk getikt."
Big en egeltje waren weliswaar zeer dankbaar voor de raad van de vos, maar ze waren zo nieuwsgierig dat ze de berg toch beklommen, omdat ze simpelweg wilden weten wat hun nu precies ontbrak.
Bovenop de berg stnden enkele enorme huizen, dat ze dachten dat die God wel heel groot moest zijn. Het formaat schrikte de kleine egel wel wat af, maar de big vond dat ze geen half werk konden leveren. Dus stapten ze op het eerste huis af. Daar stond een man met een heel aparte hoed en lange zwarte lokken, die uitlegde dat het bewuste huis een synagoge was, en hij, rabbi, kon dat allemaal precies weten. De beide jonge dieren wilden nu wel heel graag eens met God kennismaken. "Is hij thuis?" Maar de rabbi verklaarde dat ze alleen binnen mochten als ze een Joodse moeder hadden.

Verder zoeken
Toen de beide vrienden beseften dat het met de rabbi en zijn Heer kwaad kersen eten was, omdat God helemaal niet vriendelijk was, doch alleen maar almachtig, begaven ze zich naar het volgende huis. Daar stond een man met een lollig lila kapje op zijn hoofd en een heel apart gewaad tot op de grond. Hij bleek een echte bisschop te zijn, dus moest hij meer kunnen vertellen. Samen met hem gingen ze de kerk binnen, en daar hoorden ze dat zonden met het bloed van Gods eigen zoon werd weggewassen. "Gatsie," riep het egeltje. "Wassen doe je met zeep." Al snel bleek evenzeer uit andere opvallende zaken dat ze
ook daar hun heil niet zouden vinden, en dus vertrokken ze snel weer. Eigenlijk hadden ze niet veel zin meer om ook nog in het
derde huis een kijkje te nemen. Doch om eindelijk aan de weet te komen wat hun onbtbrak,
liepen ze op het derde huis af. Daarvoor stond een men met een volle baard en een doek op zij hoofd gevouwen. Hij leek een beetje op de oma van de egel.
En voor de derde keer stelde de egel de vraag over de weg naar God. Aangezien deze man een mufti was, moest hij het toch wel weten.
"In deze moskee kunnen jullie Allah ontmoeten."Maar om Allah te leren kennen, moeten jullie Moslim worden . . . "
Toen ze eenmaal hadden geluisterd en beseft dat zulks ook vijfendertig keer per week een wasbeurt betekende, leek ze dat niks. Daarop ontstak de mufti in toorn en begon te bulderen over de hel en het eeuwige vuur waarin ze zouden braden. De kleine egel leek het allemaal maar niks, en mede daarom zei hij dat die Mohammed misschien helemaal geen profeet was, maar de mensen gewoon voor de gek gehouden had.
Dat was niet zo slim van de kleine egel, want nu was niemand meer vriendelijk, en kregen ze allerlei onhartelijks naar hun hoofd geslingerd. Snel gingen ze daarom naar de uitgang, maar daar
stonden ook al de rabbi en de bisschop, die hen van godslastering beschuldigden. Ze slaagden er uiteindelijk in weer thuis te komen en daar kwamen ze tot de conclusie dat hun inderdaad al die tijd iets had ontbroken: angst. Zolang ze God niet kenden, was er van angst geen sprake geweest. "Die lui daar op de Tempelberg zijn werkelijk getikt. Ik denk dat die Here God helemaal niet bestaat." En zij concludeerden dat er op dat vreemde plakaat aan hun muur één woord teveel stond.

Leerstuk met prachtige illustraties
Zodra kleine dieren, en in hun navolging kleine en grote mensen, op zoek gaan naar een opperwezen, dat in de meeste landen van de westerse wereld met het begrip God wordt omschreven, komen ze in situaties terecht, die een vreemde draai aan hun dagelijks bestaan blijken te geven, en die hun niet bepaald een verrijking van het bestaan voor ogen voeren, doch alleen dwang, gedram, haat en nijd.
Het boek van Michael Schmidt-Salomon met schitterende tekeningen van Helge Nyncke vormt een leerstuk voor iedereen, van alle leeftijden, die zich niets wil laten wijsmaken. Het heeft in Duitsland vrij veel aandacht gehad, onder meer door deelname van de auteur aan een gespreksronde over de vraag of God nu(wel of niet) bestaat. Het is zo'n fraai, verhelderend en voor jong en oud begrijpelijk, opbouwend werkstuk dat er maar snel een Nederlandse versie moet worden gerealiseerd. De illustraties nemen het grootste deel van het boek in beslag en dus is een vertaling binnen een week geregeld.

Michael Schmidt-Salomon / Helge Nyncke:
Wo bitte geht's zu Gott? fragte das kleine Ferkel — Ein Buch für alle die sich nichts vormachen lassen.
Hardcover, 36 pag., rijk geïllustreerd.
Alibri Verlag, Aschaffenburg.
ISBN 978-3-86569-030-2.
__________
Naschrift 13 juni 2011:
Voor gegevens over de Nederlandse editie zie onze bijdrage van heden.

Geen opmerkingen: